Proloog:
“Net bij de dokter de uitslag gekregen van de RX-beelden en de echografie. Verdict: de dubbele tuimelpartij voor enkele weken in Noorwegen heeft weliswaar sporen nagelaten maar klaarblijkelijk geen onoverkomelijke schade opgeleverd.
Buiten een beschadigd ego en (weerom) de bevestiging dat het lichaam van een mid-veertiger af en toe, en soms letterlijk, botst met de instelling en de mentaliteit van een overjaarse puber… is alles min of meer bijna in orde.
Beetje bij beetje wordt de training weer opgenomen om ook in de zomermaanden op sportief vlak goed-voor-de-dag te komen én om het wintervet – dat met het ouder worden veeleer een structureel dan conjunctureel probleem dreigt te worden – wat weg te werken. “
Lofoten:
Met z’n achten staan we in Brussels Airport. Geert, Wim en Jan zijn geen onbekenden. Erik, Stefan en Koen ken ik nog van een (ver) Wallstreet verleden. Van een lang vervlogen tijd toen ik nog wist hoe een klimzaal er aan de binnenkant uitzag. Bart-met-de-baard is voor mij de enige nobele onbekende.
Het idee “Ik kan beter nu al een souvenirtje kopen voor mijn madam –vriendin-maîtresse nu ik nog over voldoende financiële reserves beschik” wordt door de ganse groep gedragen. Als bij wonder beschikt ieders madam-vriendin-maîtresse wel min of meer over dezelfde smaak. Flair indoctrinatie? Feeling eenheidsworst? Aan de kassa staan we allemaal met een litertje alcohol (whisky, gin, wodka,…). Hebben we een probleempje dames?
Verbazing alom als later blijkt dat de aangeschafte cadeautjes niet terug over de grens mogen. Neen? Kom zeg ! Met lichte tegenzin maken we later de acht liter sterke drank – weliswaar gespreid over enkele dagen – soldaat.
Drie vluchten (Brussel-Kopenhagen, Kopenhagen-Oslo, Oslo-Evenes) en een 2 ½ h durende rit met een gehuurd minibusje later arriveren we op onze bestemming.
Niet zonder een volgende tegenslag: in Evenes rolt enkel mijn bagage van de band. Gelukkig levert de local speed-colli-company de volgende ochtend de ontbrekende tassen netjes af aan onze eerste lodge. Alles? Bijna alles… van de vier skizakken ontbreekt er één. Wim en Jan zitten zonder ski’s.
Ter plekke kan het nodige materiaal gehuurd worden. Via de verzekering valt dit later wel te recupereren. Als enkele dagen en een tiental telefoontjes later de skizak nog steeds spoorloos is, lijkt kwaad opzet in het spel. “Those fucking Vikings ! “ Let op het stafrijm, zelfs krachttermen bezigen we stijlvol.
De inhoud van de missing skibag neemt dag-na-dag grotere proporties aan. Aanvankelijk enkel ski’s, stijgijzers en piolets… dikt dit beetje bij beetje aan tot een gemiddelde uitzet van een net gehuwd koppeltje. Enkel nog de nodige bonnetjes en facturen zoeken om de verzekering te overtuigen.
Veel tranen om het verlies vallen er bij het onfortuinlijke duo niet te bespeuren. Het tweetal skiet hier op van die dikke, vette rockers van het type “Manneke blijf braaf staan en zeg gewoon naar links of naar rechts, de rest zal ik zelf wel doen.”
Wel wat zwaarder om te stappen die vette latten. Maar hier op de Lofoten – met heuvels en bergen tussen de 500 en 1.000 meter – gaat het er “fysiek” redelijk gemütlich aan toe. In de Alpen doe je deze periode van het jaar normaliter 2.000 hm per dag.
Een domme uitschuiver op weg naar de Varden op de tweede dag en het onzachte contact met ijs en graniet schudden m’n lichaam behoorlijk door elkaar. Aan de linkerzijde is alles van enkel, knie over heup, zij en lies tot schouder geraakt. En ik vergeet dan gemakshalve nog de beschadigde GTX-jacket.
De volgende acht dagen overleef ik op pijnstillers en Duran2 the-the-the-the-Reflex Spray. ’s Morgens en ’s avonds voel ik me als na een bare-knuckle-fight met een half dozijn Noormannen. Overdag – het lichaam een beetje warmgelopen – gaat het al bij al. Roofbouw? Gezond zal het zeker niet zijn. En dat gemütlich mag je ook schrappen.
Na twee overnachtingen in een ons tijdelijk verblijf verhuizen we naar een mooie, grote, authentieke Noorse woning op een steenworp van de Skilodge. The lady-of-the-house wint jaarlijks geheid de “Miss – bij gebrek aan aardbeien – Kodfisch” verkiezing. Ze beantwoordt perfect aan het clichébeeld dat elke gezonde man droomt als hij mijmert over een Scandinavische Scone.
Onze séjour in de comfortabele lodge aan de rand van een fjord ademt een totaal andere sfeer uit dan het klassieke verblijf in een alpendorp of berghut. De dagen dat de zon meehelpt – met 75% zonnige dagen kloppen we vlotjes het langjarig gemiddelde – is de combinatie van bergen, sneeuw, zee, fjorden, meren, vissersdorpjes, e(i)landen … a-dem-be-ne-mend. En dan zwijg ik nog over onze sauna waar de afkoeling bestaat uit een duik in het ijskoude fjord.
Voorheen associeerde ik de zee met een horrortrip naar de Vlaamsche Kust: lelijke architectuur, water dat het uitzicht heeft van een open riool, volle stranden met dikke Duitsers, dronken Britten, luidruchtige noorderburen, dierlijke en andere kwallen… in één woord: HELP !
De omgeving, de rust, het zuivere water in Noorwegen brengen m’n RAM- en ROM-geheugen behoorlijk in de war. Na enkele dagen is mijn aangeboren afkeer voor de zee overgegaan in een vorm van kalverliefde. Geen paniek: voor een CTRL+ALT+DEL volstaat wellicht één dagje Knokke, Oostende, Bredene, De Haan, …
Het stappen en skiën op de Lofoten verschilt nauwelijks met tochten in de Alpen. Sneeuw is sneeuw. En ook hier ziet deze wit. En ook hier is de kwaliteit nu eens super dan weer klote. En ook hier kan de wind een onaangename spelbederver zijn.
Maar als je het geluk hebt om met open, helder weer op één van de tientallen bergtoppen – vaak slechts hoge heuvels – te staan dan word je beloond met vergezichten en indrukken die haast onbeschrijfelijk zijn.
Misschien enkel te evenaren door de aurora borealis? Eind april/begin mei is hiervoor jammer genoeg niet het ideale tijdstip. Met twintig uur licht per dag speelt het voorjaar andere troeven uit: lange dagen, geen stress ’s morgens, het hoogseizoen voorbij, geen andere groepen op stap, om drie uur in de namiddag nog aan een tochtje beginnen,…
Het skiën – ondanks mijn gehavende body en mind – lukt al bij al nog aardig. Aangeboren talent? Natuurlijke klasse? Een feilloze techniek? Een perfect evenwichtsgevoel? Ironie of zelfkennis/overschatting? Wie zal ’t zeggen 😉 ? Maar ook nu komt hoogmoed voor de val. In een poging om met min-of-meer klassieke toerski’s tegen high-speed en met big turns de vette ski’s te overklassen eindigt in de laatste bocht op een duik annex triple salto annex smak tegen het canvas. Het lichaam-in-herstel terug naar af.
De plekken op heup en zij evolueren van blauw naar paars naar zwart naar geel… Ter hoogte van de linkerzij ontwikkelt zich een inwendige bloeduitstorting die de reeds aanwezige love handle omtovert in een tweehandige greep. Drie weken later is deze – op basis van een echografie – nog een banaan of kleine komkommer groot. Een deel zit op de spier. De arts belooft me dat ik hieraan nog enkele maanden plezier mag beleven. Waarvoor dank.
Op een vrij recente topo na (Skiing in the magic Islands) , met een beperkt aantal tochtbeschrijvingen, is er nauwelijks literatuur van de regio te verkrijgen. Ook het internet biedt weinig tot geen soelaas. Maar door goed rond te kijken, steunend op de nodige ervaring en met behulp van stafkaart tref je overal flanken en ruggen aan om “à vue” tochten en afdalingen te maken. Dit beetje avontuurlijk karakter zorgt voor wat zout en peper.
Jammer dat een deel van de mooie lijnen en couloirs enkel te bereiken zijn per (zeil)boot. Deze vorm van (creditcard)(toerski)toerisme wordt hier in het hoogseizoen volop gepromoot door lokale en minder lokale gidsen. Dat wij hier zelfstandig op pad zijn, blijkt veeleer uitzondering dan regel. Ook zonder boot rest er l’embarras du choix om ons ding te doen.
Tien dagen aan een stuk maken we tochten. Af en toe neemt iemand een snipperdag. Iedereen is vrij. Alles mag niets moet. Namen als Pilan, Breitind, Varden, Rundfjellet, Hellskarnuten, Torksmannen… zeggen weinig tot niets. Toeren en skiën op de Lofoten is niet zozeer voor de lijstjesklimmer maar veeleer voor de (natuur)liefhebber, de genieter, de dromer, …
Een trip naar Noorwegen staat doorgaans niet garant voor een goedkoop uitstapje. Door inkopen te doen in de lokale supermarkt en zelf in te staan voor al onze maaltijden houden we het “as low budget as possible”. En eerlijk is eerlijk: de prijzen vallen behoorlijk mee. Zelfs de dagelijkse alcoholische dorstlesser – onder de vorm van halfliter blikjes van de plaatselijke Carapils– drijft de prijs niet buitensporig de hoogte in.
De verstandhouding tussen ons achten verloopt twaalf dagen lang – van de eerste tot de laatste minuut – van een spreekwoordelijk leien dakje. Geen gezeur over geld, geen gezaag over het eten, geen gezeik over de was en de plas, geen gedoe over taakverdeling,…
Een genderconflict wens ik absoluut te vermijden maar toch deze (gewaagde) retorische vraag: “Zou dit ook lukken met acht dames? “. Ai… wellicht haal ik me hier de banbliksem van één of andere Dolle Mina of Femen-aanhangster-met-te-kleine-borsten op de hals?
Om de waarheid niet al te veel geweld aan te doen: niet met alle mannen zou dit even harmonieus verlopen. En ook met sommige dames lukt dit wellicht, eventueel, misschien wel.
Alles verloopt in de groep als vanzelfsprekend: de éne houdt meer van koken, de andere winkelt graag of rijdt graag met het busje, de éne vist graag, de andere is dan weer beter in het kuisen van de vis,… Zelf – me goed bewust van sterktes en zwaktes – concentreer me hoofdzakelijk (lees: hoofdzakelijk en niet uitsluitend) op het afwasgebeuren. Houd dit a.u.b. stil want “what stays in the mountains happened in the mountains.”
Vooraleer één of andere verlichte geest twittert : “Moet het niet zijn what happened in the mountains …” Not! Dergelijke bullshit en humor baar je nu eenmaal als je een bende mannen big-brother-gewijs dropt in een lodge op een Noorse eilandengroep.
Voor wie nog niet volledig mee is: het zijn twaalf dagen van lachen, gieren, brullen… af en toe overgoten met een sausje ernst en een snuifje serieux.
Epiloog:
Na enkele weken, weg van de eerste euforie, kunnen we met wat meer afstand terugblikken op de trip. Was het de moeite? Is het een aanrader?
Mensen trekken naar de Andes, Alaska, de Himalaya, de Karakorum, de Kaukasus… terwijl er zoveel moois zo (relatief) dichtbij ligt.
Puur kijkend naar het sportieve aspect meen ik dat de Alpen op toerskivlak meer te bieden hebben dan Noorwegen. Zeker wat de combinatie van skiën en alpinisme betreft. De Geitgaljetfind 1.085 m – die ik met Geert beklom – en de Trollsadelen 996 m – samen met Jan – weerspiegelen nog het meest het pure ski-alpinisme. Deze tochten bezorgden mij persoonlijk het meeste plezier.
Maar abstractie makend van het zuiver sportief karakter is een bezoek aan de Lofoten meer dan de moeite waard. Alleen al het uitzicht vanop de Rundfjellet en de Geitgaljefind wettigt een trip naar deze regio.
Het totale plaatje – de omgeving, de natuur, de weersomstandigheden, de fijne groep, de sfeer, … – maakt het tot een unieke, onvergetelijke belevenis. Meer dan waarschijnlijk keren we nog wel eens terug.
Iets vroeger op het seizoen dan? Met meer kans op het noorderlicht? Met meer hoop op poedersneeuw? En in optima forma, dus zonder de opgelopen collateral damage van valpartijen.
Voor de geïnteresseerden: jammer genoeg zit het busje al vol ;-).
Om af te sluiten: wat men u ook probeert wijs te maken, stokvis, de soi-disant streekspecialiteit, loont echt niet de moeite om te proberen. Trap er niet in. Onze kabeljauw op de BBQ was véél lekkerder.