In al mijn optimisme had ik natuurlijk weer gehoopt op perfecte voorjaarsomstandigheden. Koude heldere nachten, uitstralend sneeuwdek, ’s morgens goed hard en dan tijdig afdalen.
Niets van dit alles valt ons te beurt. ’s Nachts is het grotendeels bewolkt. Overdag komt de zon nauwelijks tevoorschijn. Lage bewolking, iets te warme temperaturen en regelmatig lichte sneeuwbuien.
Gelukkig zitten we in Kühtai (2.000 m) voldoende hoog. De sneeuwgrens schommelt tussen 1.600 en 1.900 hoogtemeter.
Na een mistige eerste dag en een betere tweede trekken we op dag drie door het Mittertal. Het doel ligt niet vast. We zien wel.
De weg naar de Wechnerscharte is relatief vlak. Door de zachte temperaturen wordt dit straks bijstoempen in plaats van glijden. We besluiten dan maar richting één van de Karlesspitzen te stappen. Overschrijding van de Vordere Karlesspitze? Ruben gaat meteen akkoord.
In de kom van de Hintere Karlesferner – hoewel er van een gletscher (Ferner) geen sprake meer is – klaart het af en toe wat uit. Aan onze linkerkant bemerken we een steile sneeuwflank die eindigt op een graat.
Mij lijkt het dat we op de smalle sneeuwgraat nog best een stuk met de ski’s kunnen vorderen. En vandaar dan eventueel verder naar de top?
En weer is zoonlief het onmiddellijk met me eens. Met niet echt geweldige afdaalomstandigheden in het vooruitzicht is een beetje alpien avontuur welgekomen. Niet?
De graat geeft de indruk recht naar de Hintere Karlesspitze te leiden. De skiroute
naar deze berg loopt – volgens kaart en topo – via het Wörgetal… dus aan de andere kant van de berg.
Op de smalle graat vorderen we aanvankelijk redelijk vlot. Af en toe is de sneeuw wat onderbroken door rotspartijen. Deze vallen zelfs met de vellen nog redelijk te meesteren.
Het laatste kwart wordt het stilaan te steil. Uitwijken in de flank is uit den boze. Uit de ZW-wand is al het één en ander naar beneden gegleden. Dépot maken en te voet verder?
Zonder ski’s is het moeilijk vorderen. Op sommige plaatsen verdwijn ik heupdiep in de
sneeuw. Meer en meer rotsen dwingen ons tot voorzichtigheid. Verdorie hadden
we toch maar stijgijzers en pickel meegenomen. Dat biedt wat meer houvast op de
af en toe gladde rotsen.
In tegenstelling tot mijn vermoeden loopt de graat niet rechtstreeks naar de top
van de Hintere Karlesspitze (2.636). Hij eindigt op een top liggend op de lange verbindingsgraat tussen de Hintere en de Vordere Karlesspitze (2.569 m).
De onbeduidende top wordt op de kaart aangeduid met punt X 2.630 m .
De wolken spelen al een ganse tijd een spel: open, dicht, open, dicht… waarbij het varieert van fotoweer tot potdichte mist.
We dalen af tot bij onze ski’s. Met deze weersomstandigheden lijkt het me aangeraden om de graat te voet af te dalen.
Halverwege de graat heb ik een punt gemarkeerd waar we via een steile – ca.50 ° – sneeuwflank in de gletscherkom kunnen afdalen. De natte sneeuw maar vooral het zicht dat bij momenten quasi nihil is wijzigen nogmaals onze plannen.
Niet beter de flank afdalen die we naar boven zijn gespoord? Daar aangekomen wachten we tevergeefs op een kortstondige opklaring.
Na een kwartiertje beslissen we om één voor één – rustig aan – in de lijn van
het stijgspoor af te dalen.
Als we op een hoogte van ca. 2.300 meter zijn ligt de bewolking boven ons. De sneeuw is behoorlijk nat en op steilere passages glijdt er al wel eens iets weg. Met wat meer benenarbeid volgt toch nog een fijne afdaling.
Rond 1.800 meter vellen we weer aan. Als we een stuk richting Hochwanner stappen kunnen we straks meer gericht naar het stuwmeer afdalen. Zo vermijden we de al te vlakke passages onderaan.
Aan het stuwmeer vellen we voor de derde keer aan om terug in Kühtai te geraken.
Wat op de kaart een stomme hoogteaanduiding is, bleek in realiteit een leuk avontuur. Om eerlijk te zijn… zelfs in van de tofste beklimmingen van een toch al goedgevulde winter.
De klassiekers van het Sellraintal (Rietzer Grieskogel, Lampsenspitze, Zischgeles, Zwieselbacher Rosskogel,…) krijgen jaarlijks 100-en bezoekers op ski’s.
De toerskiërs op onze tocht zijn wellicht makkelijk op de vingers van twee handen te tellen. En dan mag je er nog een aantal missen door frostbite. Een fijne gedachte… “If you just follow you’ll never lead”… is het niet ? 😉