Gunter – één van de deelnemers aan de basisstage in het Windautal – heeft in extremis nog een reisverslagje gemaakt over die stageweek. Een leuk, eigenzinnig en niet alledaags verslag… ideaal om alvast in “the mood” te komen voor de volgende winter. Deze maand wordt het programma voor 2014/2015 voorgesteld… geniet nu al van dit verhaal.
Stel, je wilt een marathon lopen in je recordtijd. Maar je wilt in de voorbereiding naar de wedstrijd ook absoluut gaan skiën. En hoewel je een hekel hebt aan de platte commercie van de après-ski, weet je van jezelf dat je er aan kan weerstaan. Wat dan weer niet compatibel is met een toptijd. Dan is er één andere optie: toerskiën.
Na veertig jaar van ongelooflijke sneeuwpret op de zotste pistes, de langste pistes, de steilste pistes en de snelste pistes, gaat iedere skiër ten langen leste aan de rand van de Kandahar of Sarenne staan om te zien of dáár geen lol te beleven valt. Dan kom je terecht op La Grave, of je begeeft je in een gekke bui aan speed-flying . Te gek, zowel het een als het ander.
Maar zowel bij het een als het ander kwam de schrijver dezes aan een tafel terecht met skiërs die héle winters lang op de latten staan en die vertellen dat als je als skiër het gevoel krijgt dat je alles al eens gedaan hebt, je het eens met toerskiën moet proberen. “Echt iets voor jou, Goenteir, met jou conditie als marathonloper”, voegde een Franse gids La Toussuire er twee winters geleden aan toe. Dan praat je daarover met collega’s, dan belandt er op een dag een magazine van de Klim- en Bergsportfederatie op je bureau waaien en een half uurtje later heb je jezelf online ingeschreven voor een weekje toerskiën voor beginners.
Zo komt het dat ik begin februari met een paar sinistere gelijkgezinden een afspraak heb in Westendorf, de laatste plaats in de beschaafde wereld van het alpineskiën vóór het Windautal, een doodlopend niemendalletje richting toerski-paradijs. En omdat we allemaal gek zijn van skiën, zo blijkt tijdens onze eerste voorbereidende vergadering met BPA-monitor Peter Vanhoof in het Huis van de Sport, spreken we een dag eerder af. Zodat we alvast wat skikilometers kunnen maken. “Want”, zo had der Peter ons bezworen, “bij toerskiën gaat het vooral om toeren, en dan pas om skiën.”
We hebben geluk. Westendorf en het Windautal situeren zich op amper 600 meter boven de zeespiegel en dat er in deze tijden van klimaatopwarming al sneeuw ligt, is alleen maar dankzij de wonderen der techniek. Maar wat er ligt, krijgt van het sneeuwbericht het adjectief ‘griffig’mee, wat eigenlijk een eufemisme is voor keihard. Maar op de dag voor onze stage zal aanvangen, dwarrelt er geen tijd twintig-dertig centimeter vers poeder naar beneden. Het zicht is net slecht genoeg om alle mensen met gezond verstand binnen te houden. Dus hebben we de Talkaser boven Westendorf voor ons alleen.
Peter leidt ons meteen van de piste weg. Om te zien welk vlees hij in de kuip heeft, allicht en om ons meteen ook al eens goed tegen onze voeten te geven. Hoe het kan dat ik en mijn maat onze lawinepieper niet bijhebben. “Echt, dan versta ik nie”, horen we hem nog roepen, terwijl we ons vierklauwens in het dal storten om onze ARVA (Appareil de Recherche de Victimes), peilstok en schop op te halen. Die avond maakt der Pee alles goed. “Zelden zo veel goede skiërs meegehad tijdens het toerskiën”, zegt hij terwijl we in Gasthof Steinberg, helemaal aan het eind van het Windautal, met volle teugen van onze Zwickl genieten.
Tina, naast topamazone Katrijn de enige vrouw in het gezelschap, zit er wat ongelukkig bij. Ze is op de piste ongelukkig gevallen. Kruisbanden gescheurd. Gelukkig heeft Gasthof Steinberg een goede sauna, en heeft ze genoeg goede literatuur bij.
Der Zwickl, het biobiertje van de streek, wordt de rest van de week onze vaste compagnon bij het napraten over de toertochten. Want er valt wat te bespreken, over zo’n toertocht door beginners. Glijmomenten tussen hilarisch en heroïsch waren het en ik kan u met genoegen zeggen: der Peter heeft ook onder zijn voeten gekregen. Achteraf kunnen wij daarmee lachen, maar op het ogenblik zelf was geen naam ons lelijk genoeg toen we op 2.000 meter hoogte, geen hand voor de ogen zagen, verstrikt raakten in een Spitzenkehre, de sneeuw als ons gelaat zandstraalde en der Peter fluitend aan de top op ons stond te wachten.
Nu gebiedt de eerlijkheid ons hieraan toe te voegen dat der Peter ook goede punten heeft. Zo verbaas ik me er elke dag opnieuw over hoe hij zichzelf met sprekend gemak door de diepe sneeuw naar boven hijst, om foto’s te maken van het verbluffende landschap en ons geploeter, en sporen te trekken waarin wij ademloos kunnen volgen. Maar hoe makkelijk hij en Andy, onze Oostenrijkse gids, het ons ook willen maken: toerskiën is ook altijd een beetje afzien. Letterlijk en figuurlijk. Vooral de Spitzenkehre brengt maanden later nog het koud zweet in me naar boven. “Het is in de bochten dat ik altijd het verschil maak”, zegt Andy, die geregeld aan competities in het toerski-wereldje deelneemt.
Gelukkig kan ik teren op mijn conditie van marathonloper, als ik bungelend op één been sta te wachten tot het met het andere been goed komt in de Spitsznkehre. Maar het is telkens weer spannend. Is het van het lachen omwille van mijn onbeholpen techniek, of is het door vermoeidheid, maar Lieven gaat op een gegeven moment achter me door de knieën en geeft vervolgens een zeer vrije interpretatie van de visgraattechniek: plat op de buik, ski’s aan weerszijden in een schuine hoek naar boven. Zo glijdt hij zachtjes richting diepte. Mijn reddingspoging is goedbedoeld maar compleet nutteloos. Skiën met de binding open en stijgvellen aan, het is geen sinecure. Waardoor we ons enkele tellen later met z’n tweeën in een genante positie bevinden. Gelukkig is er Peter, om ons allebei uit een benarde situatie te bevrijden.
Maar er zijn ook minder plezante dingen, om ’s avonds bij onze Zwickl over te keuvelen. Over onze voeten bijvoorbeeld. Doordat mijn voeten elke dag na enkel uren stappen steeds weer baden in het water, vormen mijn botten een uitstekende kweekvijver voor de brevibacteriea, hetzelfde beestje dat aan tal van kazen zijn typische smaak geeft. Redelijk onaangenaam, moet ik toegeven. Ondanks talrijke wasbeurten en vriesdrogen, stinken mijn kousen uren in het Windautal. Een goede tip dus: als u gaat toerskiën, neem voldoende sokken mee.
Gelukkig heeft de mens de fantastische reflex om vooral aangename dingen te onthouden. Zo denk ik nu, samen met mijn compagnons van toen, met genoegen terug aan onze beklimming van de Wilder Kaiser. Omdat Peter, behalve een goede klimmer, ook een goede prater is, laat ik hem hierover met genoegen het woord voeren: “Voor leken is het bijna onbegrijpelijk dat er tussen deze rotsbergen en –torens van de Wilder Kaiser skiafdalingen mogelijk zijn. In het weekend is het een trekpleister voor locals en “Steilwandfahrer”. Nu hebben we de vallei vrijwel voor ons alleen. De couloirs zijn allesbehalve terrein voor een “normale” basisstage.”
Het is een absolute topdag. Die avond eten we Apfelstrudel met vanillesaus in een Gastof aan de voet van de Wilder Kaiser. Een maand later loop ik mijn beste marathon ever. En nog eens drie maanden later krijg ik een mail van psycholoog Lieven. Of we geen zin hebben in een weekje toerskiën, volgende winter. Het aftellen is begonnen.